# Last fff update of this website: 17-03-2019 |
Na de aanval op Nederland op 10 mei 1940, waarbij op veel plaatsen in het land hard gevochten werd, vond de overgave plaats noodgedwongen na het verwoestende bombardement door bommenwerpers van de Kampf Gruppe 54 op Rotterdam. Dreigen met nog zo'n aanval op een andere stad (Utrecht) was voldoende voor de witte vlag. Overigens heeft de Luftwaffe bij de landingen op de kust nog nooit zo'n verlies geleden aan vliegtuigen in zo'n korte tijd; iets wat zij nooit meer te boven kwamen en wellicht ook van invloed is geweest op het afstellen van Operatie Seelöwe; de verovering van Engeland.
Op een Amerikaanse WW II site vond ik bijgaande foto van Rotterdam na het bombardement terug. Over de oorzaken van het niet tijdig kunnen stoppen van de Duitse bommenwerpers is wel eens het gebrek aan betrouwbare communicatiemogelijk met deze vliegtuigen genoemd. Of dit op waarheid berust, is me nooit duidelijk geworden; in ieder geval had Duitsland voldoende technische kwaliteit om de komende oorlogsjaren een hoogwaardige gordel van elektronische luchtverdediging op te bouwen in Europa. Dat de communicatie met hun vliegtuigen gebrekkig zou zijn lijkt me een gezocht excuus. Het lijkt er meer op dat de vertraging opgelopen bij de verovering van de lage landen de aanval op Frankrijk en Belgie leek te frustreren. Overigens waren Warschau, Praag, Kopenhagen en Oslo ook gebombardeerd.
De geografische ligging tussen het Duitse Reich en de Britse eilanden was voor de Duitse Wehrmacht van eminente betekenis. Direct na de overgave van Nederland begon de Luftwaffe langs de kust daar al meteen enkele radarposten neer te zetten, die later volledig werden uitgebouwd. Ook werden vliegvelden gebouwd, waarvan de Duitsers al voor de overval van mei 1940 hier (illegaal) plannen voor hadden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn Deelen en Leeuwarden.
In de zomer van 1940, direct na de Duitse bezetting van West-Europa, begon de Duitse Kriegsmarine al met de bouw van kustbatterijen met de nodige infrastructuur (observatiepost, commandopost, munitiebunkers en zoeklichten) en versterkingen met het doel het scheepvaartverkeer voor de kust te kunnen controleren met licht tot zwaar geschut om de voorgenomen invasie van Groot-Brittannie te kunnen ondersteunen. Het meest concreet wordt de aanleg van de Atlantikwall genoemd die liep van Noorwegen , via Denemarken, Duitsland, Nederland en Belgie naar Frankrijk tot aan de grens met Spanje. De verdedigingslinie, die overigens nooit geheel werd voltooid, bestond uit bunkers, kanonnen en mijnenvelden. Spanje viel hier buiten; daar zat immers de fascistische Generaal Franco na de burgeroorlog stevig in het zadel. In deze Atlanticwall waren bouwwerken(bunkers e.d.) van Heer(leger), Kriegsmarine (marine) en Luftwaffe (luchtmacht) min of meer naast elkaar geintegreerd , maar wel operationeel gescheiden. Dat de verkregen (radar)informatie gedeeld werd, kan eigenlijk geen verrassing zijn.
Na de snelle overwinningen in het Westen, bleef Duitsland in de eerste maanden van 1940 gericht op de verovering van Engeland en werd getracht om zoveel mogelijk schade toe te brengen aan Engelse scheepvaart, radars, vliegvelden en vliegtuigen. Zonder luchtdekking zou het immers onmogelijk zijn om de Engelse eiland te veroveren.
Met dat doel werden in 1940 in West Europa vijf Luftflotten samengebracht. Luftflotte 3 in ZO Duitsland, Nederland , Belgiƫ en Noord-Frankrijk onder commando van Generalfeldmarchall Hugo Sperlle in de periode 01.09.1939 - 23.08.1944. Luftflotte 2 in NO Duitsland, Luftflotte 1 in NO Duitsland, Pruisen en Polen, Lutflotte 4 in Oostenrijk, TjechoSlowakije en Zuid Polen, Luftflotte 5 in Noorwegen en Finland.
Engeland leek stevig ingesloten en had alle reden om bezorgd te zijn voor een komende invasie. Dat dit allengs moeilijker werd dan het Duitse opperbevel verwachtte bleek al durende de zomermaanden toen de "Battle of Britain" boven Engels grondgebied werd uitgevochten.
Voor Nederland betekende dit de komst van Kampfgruppe 4 (KG). Deze bezette bestaande vliegvelden als Schiphol, Eindhoven en Soesterberg en had tot hun beschikking 50 stuks Ju-88's en 21 He-111's. Op Gilze-Rijen vestigde zich de 2e Gruppe van KG 30 met 24 Ju-88's.
Door in aantal toenemende bombardementen op Duitsland kwamen er ook jachtvliegtuigen met als een van de belangrijkste basis Leeuwarden. Hier was de Jagdgruppe 1 (JG) gestationeerd met Me Bf-109 en ook de Zerstorer Gruppe (ZG) 76 met Me-110. Op de toenmalige vliegbasis Souburg bij Vlissingen ; het Nederlandse vliegveld het dichts bij Engeland, zat JG 54 met Bf-109.
De andere vliegvelden in Nederland werden ook door de Luftwaffe bezet. Dit waren destijds Twente, Woensdrecht, Bergen, Eelde, Haamstede, Hilversum, Valkenburg, Waalhaven en Ypenburg en de marine vliegbases Schellingwoude (ten noorden van Amsterdam) Of de Mak ook gebruikt werd is me onduidelijk.
Vliegbasis Deelen bestond toen nog niet en was een grasveldje met wat schuurtjes, maar was in de eerste dagen van de oorlog wel door de Duitsers verkend. Ook daar werd later een enorm bouwprogramma gestart om een basis met 3 banen aan te leggen met een heel dorp in de nabijheid. In 1940 kwam er ook Volkel bij, Venlo en Havelte.
Voor de Luftwaffe begon weer een tijd van stevige verliezen, hoewel deze nooit zo hoog zijn geweest als tijdens de aanval op Nederland op 10 mei 1940. Kijk bijvoorbeeld eens in het Verlies Register/Loss Register op 10 mei naar het enorme aantal Ju 52 dat crashte en op 10 september 1940 bij vliegbasis Eindhoven.Tien He-111's werden door de RAF op een dag vernield.
De Duitse ZG bommenwerpers (ZG=Zerstorer-Gruppen) waren nauwelijks in staat om hun bommen op de geplande plekken in Engeland te laten vallen om dat ze continu werden aangevallen. Een gevolg van een voornamelijk goed georganiseerde Engelse operationele inzet, waartegen de Duitse vliegtuigen (later werden de bommenwerpers beschermd door jagers) uiteindelijk heel weinig konden doen. De hiervoor bestemde Bf-110 jachtbommenwerpers bleken na hun vuurdoop met de RAF geen partij voor de Spifires en Hurricanes en moesten zelf weer beschermd worden door eigen jagers.
De uitputtingsslag werd uiteindelijk door Engelse jachtvliegers gewonnen, hetgeen ertoe leidde dat de invasie van Engeland (Operatie Seelowe) werd uitgesteld en uiteindelijk nooit meer ter sprake kwam Het laatste grote bombardement op Londen was op 15 september 1940 en daarbij werden grote verliezen geleden. Intussen had de RAF de talrijke boten in havens in bezet gebied systematisch gebombardeerd.
Direct na de verwoestende aanval op Rotterdam (14 mei 1940) kreeg de RAF het groene licht om ook het vaste land van Dutsland te bombarderen. Dit was voor die datum niet toegestaan, met uitzondering van specifieke onderscheiden militaire doelen, zoals bijvoorbeeld de vijf duitse waddeneilanden.
De RAF was intussen begonnen met het nachtelijk bombarderen van Duitse steden en dit noopte tot tegenmaatregelen van de Luftwaffe. Op 4 juni 1940 had de RAF al meer dan 1700 nachtvluchten uitgevoerd op het Duitse vasteland en de enige Duitse verdediging was de Flak (luchtafweer) voornamelijk gepositioneerd rond de grote steden. Af en toe probeerde een jachtvlieger hier iets aan te doen doch dit was zonder veel resultaat.
De Flak en de aanwezige Staffeln van de IV(N)/JG2 konden echter weinig uitrichten zonder duidelijke procedures en apparatuur. Daartoe werd deze Staffeln omgedoopt in II/NJG 1 die ondergeschikt waren aan de Luftflotte 2 van Kesselring. Op 17 juli 1940 werden de organisatorische problemen opgelost door het besluit van Goring tot oprichting van de Nachtjagd Division onder Oberst Kammhuber. Dit zou bestaan uit speciale nachtjagers en de daarbij behorende gevechtsleidingsorganisatie's. In de loop van 1940 werd de "Nachtjagd" in een hoog tempo uitgebouwd, meestal door transfers van Zersto rergruppen en er werd overeenkomstig getraind en geoefend. Het grootste probleem van de "Nachtjagd" bleef de opsporing en geleiding naar hun doel. Hptm. Falck, Kommodore van de NJG 1 was al geruime overtuigd van het feit dat nachtjagd een onbegonnen zaak was zonder precieze begeleiding en controle vanaf de grond. Laten we niet vergeten dat de duitse jachtvliegtuigen op dat tijdstip nauwelijks over apparatuur beschikten. Kammhuber , wiens hoofdkwartier intussen gevestigd was in een slot in Zeist, gaf Falck groen licht en begonnen met de uitbouw de een door Freya radarstations geleide zoeklichtgordel, die opgesplitst waren in een aantal zones. De gang van zaken was als volgt: De Freya, welke zich meestal aan de kust bevond, spoort het doel op; de zoeklichten verlichten deze en de nachtjagers proberen deze te vinden en neer te schieten. De nachtjagers waren meestal eerder airborne en vlogen rondjes bij de radiobakens(Funkfeuer) die hen waren aangewezen. Dit heette toen Helle Nachtjagd of verlichte nachjagd. Niet geheel zonder succes, bleek al snel.
Aan het eind van 1940 bezat de Nachtjagd Division 195 toestellen, waarvan het meerendeel vloog met Messerschmitt Bf 110-C-2, C-4 en D1. Slechts I/NJG 2 vormde een uizondering omdat zij vloog met Ju 88C-2. Daarnaast kwam je her en der ook enkele Do 17Z-7 Kauz, Do 17Z-10 Kauz 2 en Do 215B-5 Kauz 3 tegen bij de diverse Staffeln. De Dorniers bleven van januari 1940 tot en met 1944 bij de I en II/NJG2.
Een nadeel van dit systeem was dat er slechts één nachtjager per zone geleid kon worden; niet erg praktisch bij die enorme RAF bomberstreams. Ik ga op de ontwikkeling ervan op in in een volgend hoofdstuk.
Al met al was de bstrijding van de RAF ,dag en nacht, een enorme klus, waarbij de diverse vliegtuigen per inzet van her naar der vlogen; een uitermate vermoeiende en ineffiƫnte organisatie. Vanaf september/october 1940 werd besloten langs de "Kammhuber line" volledig uitgeruste vliegvelden te bouwen, welke geschikt waren voor de Nachtjagd.
Specificaties onderstaande afbeelding:: Me Bf 110 C-2/ radar FuG10 Me Bf 110 C-4/jachtbommenwerper met gepantserde cockpit. Me Bf 110 D1/jachtbommenwerper/lange afstandsversie met buiktanks/bereik 1577 km . Do 17Z-2 Kauz I / nachtjager versie/aantal gebouwd 2 stuks Do 17Z-10 Kauz II/nachtjager uitgerust met Sapnner infrarood, doch kort daarna (eind 1940) met Lichtenstein SN-2 radar (begin versie)/aantal gebouwd 9 stuks Do 215 B-5 Kauz III/ Do uitgerust met neus Ju88 C-1/ B5 eerste nachtjager met FuG202 Lichtenstein BC radar.